Aan X is door de ontvanger een art. 28-c rentebeschikking afgegeven. X is in de bezwaarfase twee keer schriftelijk uitgenodigd voor een hoorgesprek, met in totaal veertien voorgestelde tijdstippen. Deze tijdstippen schikken X niet, maar ze draagt geen alternatieven aan. De ontvanger doet vervolgens uitspraak op bezwaar zonder dat een hoorgesprek heeft plaatsgevonden.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat het niet doorgaan van het hoorgesprek voor rekening van X komt. De beschikking is voorts rechtmatig, ondanks dat X geen verzoek om de rentevergoeding heeft gedaan. X is er namelijk niet door geschaad. Voor haar stelling dat de rente hoger – marktconform – moet zijn, is noch in de wet noch in de HvJ EU-jurisprudentie steun te vinden. Het beroep van X is ongegrond. In de bezwaarfase is wel de redelijke termijn overschreden, zodat X recht heeft op een immateriële schadevergoeding van € 500.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 7:2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Invordering, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 16 april