Staatssecretaris Idsinga van Financiën bericht de Tweede Kamer over de eerste bevindingen van de analyse van de Hoge Raad-arresten van 6 juni 2024, waaronder ECLI:NL:HR:2024:704, V-N 2024/28.3, en het proces van aanvullend rechtsherstel dat moet worden geboden.

Op basis van de uitspraken van de Hoge Raad moeten belastingplichtigen met een lager werkelijk rendement dan het forfaitaire rendement de gelegenheid krijgen om dit aan te tonen. In feite is sprake van een tegenbewijsregeling. Dit sluit aan op de voorbereidingen van de Belastingdienst van een formulier Opgaaf Werkelijk Rendement (OWR), waarmee belastingplichtigen hun werkelijke rendement kunnen opgeven.

De Hoge Raad heeft handvatten gegeven voor het bepalen van het werkelijke rendement, maar er zijn nog onduidelijkheden. In hoofdlijnen wordt weergegeven welke elementen duidelijk zijn en welke nog nader onderzoek vereisen. De vraagstukken die niet expliciet zijn beantwoord, zijn:

  • Levert het eigen gebruik van onroerende zaken een voordeel op dat tot het werkelijk rendement gerekend moet worden?

  • Hoe moet de waardeontwikkeling van woningen worden bepaald als de woning gedurende het jaar wordt verkocht of gekocht?

  • Wat zijn de effecten voor woningen ten aanzien van buitenlandsituaties en toepassing van de schuldendrempel?

  • Welke belastingplichtigen komen in aanmerking voor het rechtsherstel?

Zodra de definitie van werkelijk rendement en de doelgroep zijn vastgesteld, naar verwachting in augustus 2024, start de Belastingdienst met de uitvoering van het aanvullend herstel box 3. In oktober 2024 worden alle belastingplichtigen geïnformeerd over het vervolgproces. Het formulier OWR wordt in juni 2025 beschikbaar gesteld.

[Nieuwsbron] [Nieuwsbron]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 5.2

 

Rubriek: Inkomstenbelasting

Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën

Uitsluiting Nieuwsbrief: Uitsluiting Nieuwsbrief

Informatiesoort: VN Vandaag

Editie: 24 juli

Dossiers: Box 3

63

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen