X en zijn echtgenote Y nemen in de aangiften IB over 2013 € 310.341 aan bank- en spaartegoeden in het buitenland op. Ook in hun aangiften IB 2014 en 2015 vermelden zij bedragen aan buitenlands vermogen in box III. Het gaat om bankrekeningen van Dexia Bank en KBC in België die zij in het verleden niet in hun aangiften IB hebben aangegeven. De inspecteur stelt op 1 juni 2016 vragen over de buitenlandse tegoeden en de herkomst daarvan in het kader van het project ‘vermogen in het buitenland (stille inkeer)’. De gemachtigde van X en Y antwoordt op 17 juni 2016 en verwijst naar zijn brief van 27 februari 2012 waarin namens het echtpaar de intentie tot vrijwillige verbetering kenbaar wordt gemaakt, en naar brieven van november en december 2011 waarin namens niet nader genoemde cliënten om vooroverleg is verzocht. Vervolgens is de gevraagde informatie verstrekt en hebben de inspecteur en het echtpaar tevergeefs geprobeerd de zaak met een vaststellingsovereenkomst af te doen. Aansluitend legt de inspecteur over 2004 t/m 2012 navorderingsaanslagen met vergrijpboeten op. X en Y gaan in beroep.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat X en Y niet zijn ingekeerd en dat de navorderingsaanslagen over 2004 t/m 2010 in stand blijven. De rechtbank schuift de stelling van X en Y terzijde dat de aanslagen vernietigd zouden moeten worden vanwege een gebrek aan voortvarend handelen door de inspecteur. De navorderingsaanslagen blijven volledig in stand, de boeten worden met 5% verminderd vanwege de overschrijding van de redelijke termijn.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67n
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Strafrecht
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 12 maart