Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat zowel anti-kraakwoningen als Leegstandwetwoningen tot de heffingsgrondslag voor de verhuurderheffing behoren. Het begrip ‘huur' moet daarbij overeenkomstig het BW worden uitgelegd.

X bezit woningen. Tot haar bezit behoren ook anti-kraakwoningen en woningen die onder de Leegstandwet vallen. De anti-kraakwoningen stelt X tegen een vergoeding in gebruik aan derden. In geschil is of de anti-kraakwoningen en de Leegstandwetwoningen kunnen worden aangemerkt als ‘voor verhuur bestemde' woningen in de zin van art. 2 onderdeel a Wet verhuurderheffing.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat anti-kraakwoningen en Leegstandwetwoningen voor de verhuurderheffing hebben te gelden als ‘voor verhuur bestemde' woningen. De rechtbank overweegt daarbij dat de Wet verhuurderheffing geen definitie kent van het begrip ‘verhuur', zodat dit begrip overeenkomstig het BW moet worden uitgelegd. Ten aanzien van de Leegstandwetwoningen stelt de rechtbank vervolgens vast dat deze worden verhuurd en dat ze niet zijn uitgezonderd van de verhuurderheffing in de Wet verhuurderheffing. Ten aanzien van de anti-kraakwoningen stelt de rechtbank vast dat er geen sprake is van bruikleen, maar van verhuur. Volgens de rechtbank is de vergoeding van € 113,45 per maand namelijk niet een symbolisch bedrag, en heeft de bruikleenovereenkomst verder ook de kenmerken van verhuur. Het gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Verhuurderheffing

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 2 december

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen