De bewindslieden gaan onder meer in op de vraag over de waardering van grondexploitaties.

Brief Minister van Infrastructuur en Milieu 27 augustus 2015, IENM/BSK-2015/136287

Publiekrechtelijke rechtspersonen zijn alleen belastingplichtig voor zover zij een onderneming drijven. Wanneer een gemeentelijk grondbedrijf binnen de publiekrechtelijke rechtspersoon wordt uitgeoefend, moet aan de hand van de feiten en omstandigheden van het geval beoordeeld worden of en zo ja welke zelfstandige activiteiten tot belastingplicht leiden. Deze beoordeling vindt in beginsel plaats op het niveau van een zelfstandige activiteit. Indien activiteiten echter met elkaar zijn verweven, kan dit tot gevolg hebben dat activiteiten gezamenlijk beoordeeld moeten worden voor de vraag of sprake is van een onderneming in fiscaalrechtelijke zin. In dat geval kunnen verschillende projecten gesaldeerd worden. Of activiteiten voor de beoordeling gezamenlijk getoetst moeten worden, is afhankelijk van de feiten en omstandigheden. Zo kunnen ruimtelijke verwevenheid, het perspectief van de afnemer van een goed (wordt één prijs in rekening gebracht?) en de organisatorische vormgeving een indicatie geven voor het antwoord op de vraag of activiteiten al dan niet gezamenlijk moeten worden beoordeeld. De Staatssecretaris van Financiën merkt daarbij op dat het op voorhand stellen dat projecten altijd gezamenlijk beoordeeld zouden mogen worden afbreuk doet aan de gekozen wetsystematiek en als gevolg daarvan mogelijk ongewenste uitstralingseffecten tot gevolg zou kunnen hebben. Dit hebben de Staatssecretaris van Financiën en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties geantwoord op vragen van de Tweede Kamerleden De Vries en Fokke (beiden CDA).

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Regelgevende instantie: Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Editie: 9 september

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen