In zijn antwoord op een vraag over de reikwijdte van de koepelvrijstelling wijst de staatssecretaris erop dat volgens jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie de koepelvrijstelling eng moet worden uitgelegd.

Brief Staatssecretaris van Financiën, 31 oktober 2014, nr. DGB/2014/6005M  

De Staatssecretaris van Financiën heeft een aantal nog openstaande vragen uit het algemeen overleg btw en samenwerkende gemeenten van 9 oktober 2014 alsnog beantwoord. Op een vraag betreffende de reikwijdte van de koepelvrijstelling antwoordt hij dat uit jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie blijkt dat de koepelvrijstelling eng moet worden uitgelegd omdat er sprake is van een uitzondering op de hoofdregel in de btw, namelijk dat economische activiteiten belast zijn met btw. Luxemburg past momenteel echter de koepelvrijstelling ruimer toe en staat deze ook toe als de diensten van het samenwerkingsverband niet direct nodig zijn voor de uitoefening van de van btw vrijgestelde prestaties of voor de handelingen die niet als ondernemer plaatsvinden maar die ook voor belaste prestaties worden gebruikt. Naar aanleiding hiervan heeft de Europese Commissie een inbreukprocedure tegen Luxemburg geopend. Het Hof van Justitie mag nu gaan oordelen of de ruimere Luxemburgse toepassing al dan niet is toegestaan. De staatssecretaris zal deze zaak op de voet volgen.

Op de vraag of het BTW-compensatiefonds kan worden verruimd door de beperking te schrappen van art. 4, lid 1, sub b Wet BTW-compensatiefonds voor prestaties van gemeenten, die indien zij door een ondernemer worden verricht zijn vrijgesteld van btw, antwoordt hij dat het verruimen van het BTW-compensatiefonds niet mogelijk is omdat dit tot concurrentieverstoring leidt.  

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën

Editie: 5 november

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen