De Staatssecretaris van Financiën heeft geantwoord op vragen van het Tweede Kamerlid Mulder over de complexiteit van de regeling verlaagd tarief bij collectieve opwekking elektriciteit oftewel de postcoderoosregeling.
Het is de staatssecretaris bekend dat de beoordelingen door de Belastingdienst voor de heffing van de btw kunnen verschillen naar gelang de vormgeving van de coöperatie. Hij voegt daaraan toe dat die verschillen uit de wet volgen. Over de toepassing van de btw-regelgeving ten aanzien van de Regeling verlaagd tarief bij collectieve opwekking elektriciteit en de eventuele onduidelijkheden daarbij vindt binnenkort overleg plaats tussen de ministeries van Economische Zaken en Financiën, de Belastingdienst en betrokken belanghebbenden. Daarbij gaat de aandacht met name ook uit naar een gelijke behandeling van gevallen die juridisch en contractueel gelijk zijn. Voor zover daarvan geen sprake is zullen de fiscale gevolgen voor de deelnemers en de coöperatie dienovereenkomstig verschillen.
Op 27 juni 2017 maakten 76 coöperaties/Vve's van de regeling gebruik.
De staatssecretaris erkent dat het in de praktijk niet altijd eenvoudig blijkt om een project te realiseren met toepassing van de regeling. Er moet een geschikt dak gevonden worden en met de eigenaar van het dak moeten goede afspraken worden gemaakt. Ook is er een aansluiting op het net nodig en moet er een contract worden gesloten met een energiebedrijf dat de stroom afneemt en is er een leverancier nodig. Er is sprake van complexiteit als gevolg van het realiseren van een project in een gereguleerde markt waarbij de regels die van toepassing zijn op bedrijven ook van toepassing zijn op een energiecoöperatie. De staatssecretaris verwacht niet dat een aparte categorie in de SDE+ deze complexiteit zal verminderen, maar wel dat hij de effectiviteit van deze regeling zal schaden. Daarom acht hij een aanpassing van de SDE+ niet wenselijk.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën
Editie: 13 juli