De Staatssecretaris van Financiën gaat bij zijn antwoord op vragen over de vertrekvergoeding bij het ontslag van oudere werknemers onder meer in op de Regeling voor Vervroegde Uittreding (RVU-heffing).

Brief Staatssecretaris van Financiën, 30 april 2015, nr. DGB/2015 549 U en DGB/2015/1200 U  

De Staatssecretaris van Financiën heeft geantwoord op vragen vanuit de Tweede Kamer die betrekking hebben op de vertrekvergoeding bij ontslag van werknemers. Hij deelt onder meer mee dat, indien de werkgever ervoor kiest om met name ouderen te laten uitstromen in plaats van dat het afspiegelingsbeginsel wordt gevolgd, er dan van de werkgever een eindheffing van 52% (RVU-heffing) wordt geheven. Deze heffing is niet het gevolg van aanscherping maar is het sinds 2011 gehanteerde tarief voor regelingen die kwalificeren als een regeling voor vervroegde uittreding. Deze maatregel is ontmoedigend bedoeld om zo langer doorwerken te bevorderen. De werknemer betaalt over de vertrekvergoeding het normale van toepassing zijnde loon/inkomstenbelastingtarief. Over een vertrekvergoeding is geen RVU-heffing (Regeling voor Vervroegde Uittreding) verschuldigd als de vermindering van het personeelsbestand plaatsvindt op basis van objectieve criteria (zoals het afspiegelingsbeginsel), waarbij niet de intentie bestaat oudere werknemers met het oog op vervroegd uittreden te ontslaan. Daarbij maakt het geen verschil of er sprake is van vrijwillige of gedwongen ontslagen.

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting

Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën

Editie: 7 mei

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen