X komt in bezwaar en beroep tegen een WOZ-beschikking van de gemeente Rotterdam.
Rechtbank Rotterdam oordeelt dat appartementen met parkeerplaats en appartementen zonder parkeerplaats in een WOZ-zaak geen gelijke gevallen zijn. Voor de toepassing van de meerderheidsregel in WOZ-zaken tellen alleen identieke objecten mee. Omdat twee van de drie objecten beschikken over een eigen parkeerplaats is er geen sprake van gelijke gevallen. De rechtbank verwerpt daarom het beroep van X op het gelijkheidsbeginsel. X stelt verder dat de heffingsambtenaar de parkeerplaats bij zijn woning voor een te hoog bedrag in de WOZ-waarde heeft meegenomen, maar de rechtbank spreekt zich hier niet over uit. De waarde van de parkeerplaats (€ 20.000) is namelijk alleen bedoeld om de waarde-opbouw inzichtelijk te maken, maar staat niet ter toetsing. De rechtbank acht de eindwaarde niet te hoog. Het beroep van X is ongegrond, maar hij komt wel in aanmerking voor een schadevergoeding van € 1.000 wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank verlengt de redelijke termijn met een half jaar vanwege Corona.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Rotterdam
Editie: 9 juni