A stelt namens belanghebbende, X bv, beroep in cassatie in tegen een uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden van 15 januari 2019. Bij het beroepschrift is een machtiging gevoegd die is ondertekend door B. Per brief van 20 februari 2019 verzoekt de griffier een uittreksel uit het handelsregister te overleggen waaruit blijkt dat degene die de volmacht heeft ondertekend gerechtigd was die volmacht te verstrekken. De Hoge Raad stelt vervolgens vast dat het gevraagde uittreksel niet tijdig is overgelegd. Het cassatieberoep is niet-ontvankelijk omdat niet kan worden vastgesteld dat degene die de volmacht heeft ondertekend gerechtigd was de volmacht te verstrekken (HR 27 september 2019, nr. 19/00744, ECLI:NL:HR:2019:1437).
De Hoge Raad oordeelt dat hij heeft miskend dat het gevraagde uittreksel uit het handelsregister wel tijdig bij de griffie is binnengekomen. Dit betekent dat zijn arrest van 27 september 2019, waarin de Hoge Raad oordeelde dat het uittreksel niet tijdig was overgelegd, moet komen te vervallen.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:5
Algemene wet bestuursrecht 2:1