Hof Amsterdam oordeelt dat de plaats waar de auto van X was neergezet niet aan te merken is als een trottoir waar het verboden is te parkeren (in het geval van een trottoir zou geen parkeerbelasting verschuldigd zijn geweest).

Belanghebbende, X, is het niet eens met een naheffingsaanslag parkeerbelasting die de gemeente Amsterdam hem heeft opgelegd. X stelt dat hij zijn auto heeft neergezet op een trottoir, zodat geen parkeerbelasting was verschuldigd.

Hof Amsterdam oordeelt dat de plaats waar de auto van X was neergezet niet aan te merken is als een trottoir waar het verboden is te parkeren (in het geval van een trottoir zou geen parkeerbelasting verschuldigd zijn geweest). Naar het oordeel van het hof is er sprake van een parkeerstrook als bedoeld in art. 1 RVV. X heeft zijn auto neergezet in een met een doorgetrokken lijn aangeven vak dat direct grensde aan de rijbaan en dat bereikbaar was via een schuine, verlaagde band. Het desbetreffende vak was kennelijk (mede) bedoeld om auto's te parkeren. In zoverre was er derhalve sprake van een parkeerstrook als bedoeld in art. 1 RVV (een langs de rijbaan gelegen verharding die is bestemd voor stilstaande of geparkeerde voertuigen) en niet van een trottoir in de zin van art. 10 RVV. Het hof verklaart het hoger beroep van X ongegrond en handhaaft de naheffingsaanslag parkeerbelasting.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 225

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 18 oktober

8

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen