X1 bv vraagt begin 2010 een kenteken aan en doet BPM-aangifte ter zake van de registratie van een Audi Q5 TDI. Voor de auto was op 13 januari 2010 een Duits kenteken afgegeven. De auto had lichte schade aan een bumper. Volgens X1 bv is het een gebruikte auto en zij past daarom een vermindering toe. Het aangegeven bedrag is € 14.957. De km-stand is op dat moment 747. De inspecteur stelt echter dat de auto nieuw is, met € 19.244 als verschuldigde BPM. Het verschil is bij X1 bv nageheven. De totale BPM is op 2 februari 2010 door de Belastingdienst ontvangen. Na het "fiscaal akkoord" is vervolgens het kenteken op naam van X1 bv gesteld. Rechtbank Breda oordeelt dat X1 bv niet aannemelijk maakt dat sprake is van een gebruikte auto en dat de inspecteur op grond van een redelijke wetstoepassing bevoegd is na te heffen. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt echter dat de naheffingsaanslag niet kan worden opgelegd vóórdat de registratie van het kenteken heeft plaatsgevonden. De Hoge Raad (28 juni 2013, nr. 12/00400, V-N 2013/31.17) oordeelt dat de inspecteur de te weinig geheven BPM kan naheffen voor zover het bedrag dat is betaald, minder is dan het bedrag dat behoorde te zijn betaald, ook reeds vóórdat de registratie daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Volgt verwijzing voor de vraag of de auto nieuw is. Hof Arnhem-Leeuwarden constateert dat eerder een Duits kenteken voor de auto is afgegeven, zodat de auto op grond van de destijds geldende Leidraad BPM 2006 kan worden aangemerkt als een gebruikte auto in de zin van de Wet BPM 1992. De Staatssecretaris van Financiën gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat een eerdere toekenning van een kenteken volstaat om een personenauto als gebruikt aan te merken in de zin van art. 10 lid 1 Wet BPM 1992. De Staatssecretaris beroept zich ten onrechte op onderdeel 3.3.3 van HR 29 mei 2009, nr. 08/00824, V-N 2009/28.18. In dat arrest overwoog de Hoge Raad weliswaar dat voor de toepassing van de rechtspraak van het Hof van Justitie EU het bepaalde in de Leidraad BPM 2006 niet van belang is, maar de feiten lagen daar anders. In geschil was toen namelijk dat de belanghebbende een hogere waardedruk wenste dan uit de afschrijvingstabel volgde. Bij zijn verwijzing naar het arrest nr. 08/00824 miskent de Staatssecretaris dus dat het in dat geval niet ging om een situatie waarop het bepaalde in paragraaf 7.5.2 Leidraad BPM 2006 het oog heeft. Het incidentele beroep in cassatie van X1 bv is gegrond vanwege een rekenfout in de proceskostenveroordeling.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hoge Raad
Editie: 1 februari