X bv koopt in 2013 een Fiat 500 0.9 Twin air met Duits kenteken voor € 10.018. Op de factuur staat ‘Neuwagenrechnung'. X bv doet begin 2014 de BPM-aangifte. De auto had toen een km-stand van 29. In geschil is of de auto nieuw is (standpunt inspecteur) of gebruikt (standpunt X bv) en of terecht een naheffingsaanslag van € 420 is opgelegd. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant maakt X bv niet aannemelijk dat sprake is van een gebruikte auto. X bv gaat in hoger beroep.
Hof 's-Hertogenbosch (MK I, 17 maart 2017, 16/03493, V-N Vandaag 2017/1125) oordeelt dat het in Duitsland op kenteken zetten niet relevant is voor de vraag of sprake is van een gebruikte auto (zie HR 27 januari 2017, nrs. 16/02949 en 16/03401, V-N 2017/7.20 en V-N 2017/7.21). Aangezien de auto na de vervaardiging niet of nauwelijks is gebruikt, is het nog steeds een nieuwe auto. X bv bepleit tevergeefs toepassing van het laagste historische tarief (art. 10b lid 1 Wet BPM 1992), zijnde die van 2013. Bepalend is namelijk dat de registratie in 2014 heeft plaatsgevonden. Bij een eventuele overbrenging van de onderhavige auto naar het buitenland wordt, anders dan X bv kennelijk meent, niet uitgegaan van de datum van eerste toelating tot de openbare weg, maar van de datum dat de auto daadwerkelijk in gebruik is genomen (3 januari 2014 of later). Het beroep van X bv is ongegrond.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 14a
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10b
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 9
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hoge Raad
Editie: 26 oktober