Belanghebbende (X) is dga van C bv. De bv beschikt over een Mercedes en een Hyundai. Naar aanleiding van een controle corrigeert de inspecteur de IB-aangifte van belanghebbende. Hij past het autokostenforfait toe voor de Mercedes en de Hyundai. Belanghebbende bestrijdt echter dat de Mercedes aan haar ter beschikking is gesteld. Rechtbank Breda oordeelt dat de inspecteur de bijtelling terecht heeft toegepast. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat de bv de Mercedes aan belanghebbende voor privédoeleinden ter beschikking heeft gesteld. De Hoge Raad (13 augustus 2010, nr. 08/03782, V-N 2010/37.10) oordeelt dat de inspecteur slechts aannemelijk hoeft te maken dat de Mercedes ter beschikking is gesteld. Als de inspecteur daarin is geslaagd, vloeit uit art. 3.125 Wet IB 2001 voort dat de auto ook voor privédoeleinden ter beschikking is gesteld. Om dit vermoeden te ontzenuwen, moet de belastingplichtige laten blijken dat de auto voor niet meer dan 500 km voor privédoeleinden is gebruikt. Het oordeel van het hof geeft derhalve blijk van een onjuiste opvatting van art. 3.145 Wet IB 2001. De Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof Arnhem.
Hof Arnhem leidt uit een verklaring van belanghebbende af dat de Mercedes aan haar ter beschikking is gesteld. Belanghebbende had namelijk verklaard dat zij de Hyundai gebruikte om het werkterrein te inspecteren daar waar zij onmogelijk met de Mercedes kon komen. Hieraan doet volgens het hof niet af dat de broer van belanghebbende eventueel de auto bestuurde. Nu de auto aan belanghebbende ter beschikking was gesteld, volgt uit art 3.145 Wet IB 2001 dat de auto ook voor privédoeleinden ter beschikking was gesteld. Vervolgens geeft het hof aan dat belanghebbende niets heeft aangevoerd waaruit blijkt dat de auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 km voor privédoeleinden is aangewend, zodat de inspecteur het autokostenforfait terecht heeft toegepast.