Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X geen IB-ondernemer is. X maakt namelijk niet aannemelijk dat hij ondernemersrisico loopt. Er is sprake van loon uit dienstbetrekking. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
X verricht AWBZ-thuiszorg, en beschikt over een VAR-WUO. Hij verricht de werkzaamheden voor drie thuiszorginstellingen. Naar aanleiding van een boekenonderzoek trekt de inspecteur de VAR-WUO voor het jaar 2013 in, en geeft een VAR-loon af. In zijn IB-aangifte 2013 merkt X de inkomsten aan als winst uit onderneming. De inspecteur corrigeert de aangifte. Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat X geen IB-ondernemer is. De rechtbank acht daarbij onder andere van belang dat X niet als toegelaten zorginstelling is aangewezen, en geen contracten heeft gesloten met zorgverzekeraars. Verder stelt de rechtbank vast dat X de AWBZ gefinancierde zorg in natura heeft verricht op basis van met zorgaanbieders gesloten overeenkomsten. Volgens de rechtbank maakt X verder ook niet aannemelijk dat hij ondernemersrisico loopt. De inspecteur is er terecht van uitgegaan dat sprake is van loon uit dienstbetrekking. Volgens de rechtbank is namelijk voldaan aan de eisen voor een dienstbetrekking.
Hof Arnhem-Leeuwarden (MK I, 27 maart 2018, 17/00740, V-N 2018/31.1.1) oordeelt dat X geen IB-ondernemer is. X maakt namelijk niet aannemelijk dat hij ondernemersrisico loopt. Ook is er volgens het hof nauwelijks sprake van een debiteurenrisico. Het hof volgt daarbij de rechtbank. Verder is het hof het ook met de rechtbank eens dat is voldaan aan de vereisten voor een dienstbetrekking.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.81
Wet inkomstenbelasting 2001 3.4
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 21 november