De civiele kamer van Rechtbank Amsterdam oordeelt dat de Rabobank de zorgplicht niet heeft geschonden bij het opzetten van de renteswapconstructie. Daarbij is van belang dat Y al tien jaren bij DNB werkte en geacht moet worden een bovengemiddeld begrip te hebben van financiële producten.
X houdt 55% van de aandelen in City Turnhout CVA (CT). De overige 45% wordt gehouden door de kinderen van X. CT houdt de aandelen in City Magazijn Eindhoven bv (CME). Omdat wordt gevreesd dat de kinderen dubbele successierechten verschuldigd worden bij het overlijden van X, wordt met behulp van de Rabobank een fiscale constructie opgezet, met een renteswap van tien jaar. X wordt daarbij bijgestaan door zijn zoon, Y, en twee accountants/belastingadviseurs. Y heeft bedrijfseconomie gestudeerd en is vanaf 1997 toezichthouder banken bij DNB. Verder heeft hij ook drie jaren gewerkt bij de Financial Services Authority in Londen met als aandachtsgebied bedrijfsfinanciering. Vanaf 2013 ontstaat er onenigheid tussen de Rabobank en X en zijn kinderen. CME eist uiteindelijk vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling en beroept zich voor de rechter op zorgplichtschending door de Rabobank.
De civiele kamer van Rechtbank Amsterdam oordeelt dat de Rabobank de zorgplicht niet heeft geschonden bij het opzetten van de renteswapconstructie. Daarbij is van belang dat Y al tien jaren bij DNB werkte en geacht moet worden een bovengemiddeld begrip te hebben van financiële producten. Ook wanneer Y nooit eerder concreet te maken had met (rente)derivaten, kan ervan worden uitgegaan dat iemand die toezicht moet houden op het bankwezen in staat is om de risico’s van voor hem nieuwe complexe financiële constructies te doorgronden. De rechtbank wijst het gevorderde af en veroordeelt CME in de proceskosten van de Rabobank.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Verbintenissenrecht
Instantie: Rechtbank Amsterdam
Editie: 22 augustus