Belanghebbende, vof X exploiteert een autopoetsbedrijf. Tijdens een bedrijfsbezoek van de Belastingdienst en Arbeidsinspectie op 2 februari 2010 worden drie personen aangetroffen die bezig zijn met het reinigen/poetsen van auto's (hierna: de drie personen). Nadat de controleurs de werkruimte hebben betreden en te kennen geven waarvoor zij komen, rennen de drie personen weg uit het bedrijf. Twee van hen kunnen later worden geïdentificeerd. Van de derde persoon kan de identiteit niet worden vastgesteld. Naar aanleiding van de bevindingen tijdens het bedrijfsbezoek heeft de inspecteur aan vof X de in geschil zijnde naheffingsaanslagen lb/pvv over tijdvakken in 2009 en 2010 opgelegd met vergrijpboeten. De naheffingsaanslagen betreffen loon van de drie personen en zijn vastgesteld met toepassing van de zesmaandsfictie van art. 30a Wet LB 1964. Vof X komt uiteindelijk in cassatie. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep gegrond voor zover het de vergrijpboeten betreft. Volgt verwijzing.
Volgens Verwijzingshof Amsterdam slaagt de inspecteur slechts voor een deel in de van hem verlangde nadere bewijsvoering op grond waarvan kan worden aangenomen dat de inhoudingsplichtige het beboetbare feit van artikel 67f AWR heeft begaan met betrekking tot alle aangiftetijdvakken die zijn gelegen in de zesmaandsperiode. Het hof vermindert de boete bij de naheffingsaanslag 2010 tot € 200 en vernietigt de boete bij de naheffingsaanslag 2009. Het hoger beroep van vof X is in zoverre gegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 30a
Algemene wet inzake rijksbelastingen 30f
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Loonbelasting
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 1 februari