Belanghebbende, X, en zijn vrouw kopen in 2002 een monumentale kop-hals-rompboerderij, met de intentie om een Bed and Breakfast (B&B) te exploiteren. In 2004 wordt gestart met de verbouwing van de boerderij. In geschil is of er sprake is van een onderneming. In de beroepsfase sluiten X en de inspecteur een vaststellingsovereenkomst. De inspecteur stemt er in de beroepsfase mee in dat er sprake is van een onderneming als X een break-evenpoint in het jaar 2010 kan aantonen. Rechtbank Leeuwarden stelt de inspecteur vervolgens in het gelijk.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X niet heeft aangetoond dat de opschortende voorwaarde van de vaststellingsovereenkomst is vervuld. Het resultaat over 2010 bedraagt namelijk € 5053 negatief. Verder overweegt het hof nog dat de cumulatieve resultaten over de periode 2004-2010 niet positief zijn. Ook in die zin is de opschortende voorwaarde van de vaststellingsovereenkomst niet vervuld. Volgens het hof moet hierbij namelijk rekening worden gehouden met de financieringslasten. Als er sprake zou zijn van een bron moet volgens het hof rekening worden gehouden met de geldlening waarmee de B&B is gefinancierd. De B&B is geen bron van inkomen. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 6 maart