Belanghebbende, X bv, exploiteert een aannemersbedrijf op het gebied van tuinen, bestratingswerk, grondwerkzaamheden en rioleringen en holdingactiviteiten. In het kader van de sectorindeling voor werknemersverzekeringen wordt X bv met ingang van 1 januari 2016 ingedeeld in sector 45, Zakelijke Dienstverlening III. De inspecteur verklaart het bezwaar van X bv gegrond en wijzigt de sectorindeling in sector 3, Bouwbedrijf. X bv komt van de uitspraak op bezwaar in beroep bij het hof. Hof Den Haag deelt X bv in sector 1 (Agrarisch bedrijf) in, omdat de werkzaamheden waarvoor zij in het jaar 2016 loon heeft betaald en waarover zij als werkgever premie werknemersverzekeringen verschuldigd is, hoofdzakelijk bestaan uit hovenierswerkzaamheden. De staatssecretaris komt in cassatie. Volgens de staatssecretaris moet de sectorindeling geschieden naar de aard van de verrichte werkzaamheden en op basis van de functie die de onderneming in het maatschappelijk verkeer vervult.
De Hoge Raad overweegt dat in het geval waarin een werkgever werkzaamheden doet verrichten die behoren tot verschillende sectoren, artikel 96, lid 2, Wfsv bepaalt dat hij van rechtswege is aangesloten bij de sector waartoe de werkzaamheden behoren waarvoor hij als werkgever in de regel het grootste bedrag aan premieplichtig loon betaalt of vermoedelijk zal betalen. Dit volgt uit de tekst en de totstandkomingsgeschiedenis van deze bepaling. Het beroep in cassatie is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet financiering sociale verzekeringen 96 lid 2