Rechtbank Gelderland oordeelt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van de bedrijfsopvolgingsvrijstelling, omdat X bv niet behoort tot de in die vrijstelling genoemde kring van verkrijgers. De bedrijfsopvolgingsvrijstelling is dan niet van toepassing.

In 1995 brengt D zijn eenmanszaak in G bv in. Hierbij wordt ook de economische eigendom van een onroerende zaak ingebracht. De juridische eigendom blijft achter bij D. In 1998 en 2008 verkrijgt D nog twee onroerende zaken die hij ter beschikking stelt aan G bv. Uiteindelijk wordt de onderneming in 2007, exclusief de onroerende zaken, ondergebracht in belanghebbende, X bv, waarvan de zoons van D de aandelen in bezit hebben. Op 15 mei 2018 worden de onroerende zaken vervolgens aan X bv geleverd. Volgens X bv is geen overdrachtsbelasting verschuldigd voor deze levering, omdat de bedrijfsopvolgingsvrijstelling van toepassing is. Zij stelt dat er sprake is van een gefaseerde bedrijfsoverdracht en beroept zich ook op de doorkijkarresten.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat de bedrijfsopvolgingsvrijstelling niet van toepassing is. Volgens de rechtbank wordt niet voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van de bedrijfsopvolgingsvrijstelling. X bv behoort namelijk niet tot de in die vrijstelling genoemde kring van verkrijgers, de vervreemders zijn geen ondernemer in de zin van de vrijstelling en de verkregen goederen behoren niet tot een onderneming in de zin van de vrijstelling. Verder verwerpt de rechtbank ook het beroep op de doorkijkarresten, omdat er sprake is van een geheel andere situatie: X bv verkrijgt geen aandelen, maar onroerende zaken, zodat niet door de aandelen naar de achterliggende onroerende zaken heen gekeken kan worden.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op belastingen van rechtsverkeer 15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 12 december

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen