Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat de heffingsambtenaar ten onrechte uitgaat van een niet-woning. Het pand bestaat namelijk voor meer dan 70% uit woondelen. Het hof sluit aan bij de waardeverdeling die is opgenomen in de leveringsakte.

X is eigenaar per 2017 van een bedrijfspand met woonruimte. In de leveringsakte staat een koopprijs vermeld van € 174.000. volgens de akte ziet € 128.760 van de koopprijs op de woonruimte. Deze is naar rato bepaald van het aantal vierkante meters woonruimte. X vindt dat sprake is van een woning voor de heffing van OZB. Immers volgens de akte blijkt dat meer dan 70% van de waarde ziet op woondelen. Daarnaast is het gebruik na aankoop niet gewijzigd. De heffingsambtenaar vindt dat sprake is van een niet-woning. Het bedrijfsdeel is bepaald op basis van de huurwaardekapitalisatiemethode. Het woondeel is bepaald op basis van de vergelijkingsmethode. De heffingsambtenaar draagt echter geen referentieverkopen aan.

Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat de heffingsambtenaar niet slaagt in zijn bewijslast. De heffingsambtenaar brengt geen referentieverkopen in die de woningwaarde onderbouwen. Aangezien het gebruik van de ruimten niet is veranderd, sluit het hof aan bij de waardeverdeling uit de leveringsakte. Uit deze akte blijkt dat 74% van de waarde ziet op de woonruimte. Er is daarom sprake van een woning voor de heffing van OZB.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 220a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 2 juni

28

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen