Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de 3D-geprinte beeldjes van zwangere vrouwen als kunstvoorwerpen worden aangemerkt en onder het verlaagde BTW-tarief vallen. De rechtbank stelt dat de beeldjes geheel van de hand van de kunstenaar zijn en geen commercieel karakter hebben.

X maakt in opdracht met een 3D-printer beeldjes van (de buik van) zwangere vrouwen aan de hand van 3D-scans. Deze scans worden door X digitaal bewerkt en vervolgens geprint in materialen zoals koper, brons, messing, staal of houtfilament. Na het printen worden de beeldjes verder afgewerkt, genummerd en voorzien van een stempel. De prijs van de beeldjes varieert tussen € 139 en € 650, afhankelijk van het materiaal en de maat. X dient bij de Belastingdienst een verzoek in om vooroverleg om te bevestigen dat de beeldjes als kunstwerken onder het verlaagde BTW-tarief vallen. De Belastingdienst wijst dit verzoek af, waarna X bezwaar maakt tegen de naheffingsaanslag en de voldoeningen op aangifte. In geschil is of de beeldjes zijn aan te merken als kunstvoorwerpen als bedoeld in post a.29 Tabel I Wet OB 1968.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de beeldjes voldoen aan de voorwaarden voor toepassing van het verlaagde BTW-tarief. De rechtbank stelt vast dat de beeldjes originele kunstwerken zijn, geheel van de hand van X, en geen commercieel karakter hebben. X maakt zelf de scans, bewerkt deze digitaal en print de beeldjes, waarna zij deze verder afwerkt. Het gebruik van een 3D-printer doet hieraan niet af. Verder heeft X controle over het uiteindelijke resultaat. Het is niet ongebruikelijk is dat een klant wensen kenbaar maakt bij het maken van een kunstvoorwerp. De rechtbank concludeert dat de beeldjes van X onder de tabelpost vallen en dat het verlaagde tarief van toepassing is. De beroepen zijn gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 9

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Rubriek: Omzetbelasting

Editie: 4 februari

Informatiesoort: VN Vandaag

39

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen