Hof Amsterdam oordeelt dat het begrip 'bouwkosten' in de tarieventabel van de legesverordening voldoende duidelijk en concreet is om de belastingschuld te berekenen.

X bouwt in opdracht van de gemeente een ondergrondse parkeergarage. Voor de bouw vraagt X in 2022 een watervergunning aan, waarbij zij de bouwkosten op € 50 miljoen schat. Het waterschap verleent deze vergunning en de heffingsambtenaar legt een legesaanslag op van € 275.212. X maakt bezwaar, stellende dat het begrip 'bouwkosten' onvoldoende kenbaar is en dat er sprake is van een verschrijving van het ingevulde bedrag in de aanvraag. Dit moest € 5 miljoen zijn. Rechtbank Amsterdam verklaart het beroep van X ongegrond.

Hof Amsterdam oordeelt dat het begrip 'bouwkosten' in de tarieventabel van de legesverordening voldoende duidelijk en concreet is om de belastingschuld te berekenen. Uit het bepaalde in de tarieventabel is zonder meer duidelijk dat het gaat om de kosten van de bouw van het bouwwerk waarvoor de aanvraag wordt gedaan. Daarnaast oordeelt het hof dat X niet aannemelijk maakt dat er sprake is van een kennelijke verschrijving in de aanvraag. Het opgegeven bedrag van € 50 miljoen is realistisch en X levert onvoldoende bewijs voor de stelling dat er sprake is van een vergissing. De aanslag blijft in stand.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Waterschapswet 111

Instantie: Hof Amsterdam

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Editie: 25 april

Informatiesoort: VN Vandaag

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen