De heffingsambtenaar van het Waterschap Zuiderzeeland legt aan de Provincie Flevoland aanslagen watersysteemheffing ongebouwd op, naar het tarief voor verharde openbare wegen. In geschil is de vraag of de heffingsambtenaar uit mocht gaan van een groter oppervlak dan het daadwerkelijk verharde gedeelte van de weg.
Rechtbank Overijssel oordeelt dat niet uit de tekst of de wetsgeschiedenis van art. 122 lid3 onder b van de Waterschapswet blijkt, dat het begrip openbare verharde wegen tevens ziet op de onverharde, aan de verkeersfunctie van de weg dienstbare gedeelten. Voor een ruime uitleg van dit begrip dient een wettelijke grondslag te bestaan. Die wettelijke grondslag is er niet. De heffingsambtenaar had zich alleen mogen baseren op de verharde gedeelten van die wegen, zoals die zijn weergegeven in TOP10NL. Dit betekent dat de aanslagen op een onjuiste grondslag berusten. De rechtbank wijst de zaak terug naar de heffingsambtenaar om opnieuw op het bezwaar te beslissen, met inachtneming van het oordeel van de rechtbank.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Rechtbank Overijssel
Editie: 9 januari