Aan de heer X (verzoeker) is een IB-aanslag over 2007 opgelegd. In de hoger beroepsfase dient X een verzoek tot wraking in van de meervoudige belastingkamer van het hof. X klaagt er over dat het hof de zitting van de samenhangende zaak van mevrouw Y, die veel potentiële raakvlakken heeft met zijn zaak, direct achter zijn zitting is ingeroosterd. Het hof zou door zijn voornemen om de zaak van Y buiten afwezigheid van X te behandelen het beginsel van hoor en wederhoor willen schenden. In de zaak van Y is dezelfde problematiek aan de orde, namelijk waar X en Y wonen, of zij fiscale partners van elkaar zijn en of zij inkomsten uit aanmerkelijk belang hebben genoten ter zake van dezelfde vennootschap. De wrakingskamer van Hof 's-Gravenhage oordeelt dat het juist bij samenhangende zaken wenselijk is dat deze door dezelfde raadsheren worden behandeld. Dit is namelijk een gebruikelijke gang van zaken. Het maakt niet uit dat Y tegengestelde belangen heeft. De vraag of de inspecteur alle stukken heeft overgelegd, kan slechts in het hoofdgeding aan de orde worden gesteld. X stelt dus vergeefs dat het hof geen zitting hoeft te houden en de zaak direct moet terugwijzen naar de rechtbank. Het verzoek tot wraking wordt afgewezen.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:15