Belanghebbende, mevrouw X, gebruikt een Aumat-apparaat om haar rug, gewrichten, armen, hoofd, hart en knieën aan een laag frequentie magnetische veld bloot te stellen. X huurt het apparaat in Wit-Rusland. Zij gaat daar ieder jaar naar toe voor controle. Zij krijgt daar scans en adviezen voor de verdere behandeling. Het apparaat registreert het aantal behandelingen. In 2012 heeft X volgens de facturen in totaal 750 behandelingen ondergaan. Per behandeling is € 24,75 verschuldigd. De aldus verschuldigde € 18.000 leent X van haar moeder. Volgens Rechtbank Den Haag bedient X het apparaat thuis zelf zodat de behandelingen niet onder medisch toezicht en begeleiding plaatsvinden. X overlegt in hoger beroep een verklaring van haar huiarts waarin staat dat hij X op doordeweekse dagen in de huisartsenpraktijk met het apparaat heeft behandeld.
Hof Den Haag (MK I, 14 september 2016, BK-16/00218, V-N 2016/64.16.11) oordeelt dat de uitgaven voor het Aumat-apparaat niet aftrekbaar zijn omdat geen sprake is van behandeling door een arts. De verklaring van de huisarts is niet geloofwaardig, aangezien X op de zitting van de rechtbank heeft verklaard dat zij het apparaat thuis altijd zelf bedient. De zorgverzekeraar kan de behandelingen van de huisarts ook niet bevestigen, omdat de huisarts de behandelingen volgens X niet zou hebben gedeclareerd. Het apparaat is ook geen hulpmiddel dat hoofdzakelijk door zieke of invalide personen wordt gebruikt (zie HR 5 maart 2004, nr. 38.428, V-N 2004/14.13). De huisarts heeft weliswaar bevestigd dat het apparaat alleen wordt gebruikt door zieke en/of invalide personen. Bij de betreffende vraag van de gemachtigde van X staat namelijk een handgeschreven 'ja' met zijn paraaf en stempel. Een nadere onderbouwing ontbreekt echter. Het beroep van X is ongegrond.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.17