Erflater heeft belegd in een beleggingsfonds op de Maagdeneilanden en een beleggingsverzekering in Luxemburg. De inspecteur legt in verband met deze beleggingen een navorderingsaanslag IB/PVV 2001 op aan belanghebbenden. De navorderingsaanslag is opgelegd met toepassing van de verlengde navorderingstermijn. Belanghebbenden betogen dat de inspecteur de verlengde navorderingstermijn niet mag gebruiken omdat, nu het beheer van de beleggingen plaatsvindt in Nederland, er geen sprake is van ‘in het buitenland aangehouden vermogen'.
De Hoge Raad stemt in met het oordeel van Hof 's-Hertogenbosch dat de verlengde navorderingstermijn van toepassing is op participaties van erflater in een beleggingsfonds op de Britse Maagdeneilanden en een beleggingsverzekering bij een verzekeraar in Luxemburg. De enkele omstandigheid dat het beheer van deze beleggingen plaatsvindt in Nederland, staat niet aan toepassing van de verlengde navorderingstermijn van art. 16 lid 4 in de weg (vgl. HR 13 augustus 2004, nr. 39287, BNB 2004/367). De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van belanghebbenden ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16-4