Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat bij gebruik van verkoopprijzen van vergelijkingsobjecten een correctie moet worden gemaakt voor de aanwezigheid van een vve-reserve bij de bepaling van de WOZ-waarde.
Belanghebbende huurt een appartement en betwist de opgelegde WOZ-beschikking van €206.000. De heffingsambtenaar onderbouwt de WOZ-waarde aan de hand van verkoopprijzen van drie vergelijkingsobjecten. In geschil is of er terecht geen rekening is gehouden met een waarde beïnvloedende factor van de vve-reserves in de verkoopprijzen van de vergelijkingsobjecten.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat bij gebruik van verkoopprijzen van vergelijkingsobjecten een correctie moet worden gemaakt voor de aanwezigheid van een vve-reserve. De rechtbank verwijst hiervoor naar het arrest van de Hoge Raad V-N 1993/3208 en de bevestiging in V-N 2010/37.17. De stelling van de heffingsambtenaar en taxateur dat er praktische bezwaren zijn indien een correctie moet worden gemaakt voor de vve-reserves, zijn geen aanleiding voor de rechtbank om af te wijken van de jurisprudentie van de Hoge Raad. De rechtbank oordeelt niet dat het volledige bedrag aan vve-reserve moet worden geëlimineerd. Alleen het deel dat een beïnvloedende factor kan zijn geweest bij het tot stand komen van de verkoopprijs dient te worden gecorrigeerd.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 16 januari