De ontvanger heeft Transautex aansprakelijk gesteld voor naheffingsaanslagen LB/PVV die zijn opgelegd aan een vennootschap die inmiddels niet meer bestaat. In geschil is hoe de ontvanger voor de inwerkingtreding van de Vierde Tranche van de Awb op 1 juli 2009 een stuitingsexploot aan een niet meer bestaande belastingplichtige moest betekenen. Dit om te bewerkstelligen dat de verjaring ten opzichte van de aansprakelijk gestelde wordt gestuit.
De civiele kamer van de Hoge Raad spreekt zich uit over de vraag hoe tot de inwerkingtreding van de Vierde Tranche van de Awb op 1 juli 2009 een stuitingsexploot moest worden betekend aan een niet meer bestaande belastingplichtige. Volgens de Hoge Raad heeft de ontvanger er terecht voor gekozen om een openbaar exploot uit te brengen aan de niet langer bestaande rechtspersoon, dit met toepassing van art. 54 lid 3 en 4 Rv. Deze regeling leent zich volgens de Hoge Raad voor overeenkomstige toepassing op een geval als onderhavige waarin een rechtspersoon na te zijn ontbonden heeft opgehouden te bestaan, en desondanks belang bestaat bij het kunnen betekenen van een exploot dat stuiting van verjaring van het recht tot invordering van een door die rechtspersoon belopen schuld tot gevolg heeft. Herleving van de ontbonden rechtspersoon (met toepassing van art. 2:23c lid 1 BW) is niet nodig in een geval als onderhavige waarin de ontvanger enkel betekening van een dwangbevel nastreeft en verder geen enkel belang heeft bij herleving. Conclusie is dat de vordering van de ontvanger niet is verjaard.
Wetsartikelen:
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 54
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Invordering
Instantie: Hoge Raad (Civiele kamer)
Editie: 18 december