X heeft een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2019 ontvangen, met een belastbaar inkomen uit werk en woning (box 1) van € 36.526 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2) van € 32.500. De inspecteur heeft het bezwaar van X tegen deze aanslag niet-ontvankelijk verklaard, omdat X volgens de inspecteur in een vaststellingsovereenkomst (VSO) afstand heeft gedaan van het recht op bezwaar en beroep. X heeft de VSO echter alleen medeondertekend voor acceptatie van paragraaf 4, die invloed heeft op de aanslag IB/PVV 2019. De rechtbank heeft het beroep van X behandeld samen met de beroepen van haar echtgenoot.
In geschil is of X door medeondertekening van de VSO afstand heeft gedaan van het recht op bezwaar en beroep tegen de aanslag IB/PVV 2019.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X geen partij is bij de VSO en deze alleen heeft medeondertekend voor acceptatie van paragraaf 4. De rechtbank concludeert dat X geen afstand heeft gedaan van het recht op bezwaar en beroep tegen de aanslag IB/PVV 2019. Het bezwaar is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. De aanslag IB/PVV 2019 is correct vastgesteld, inclusief het box 2-inkomen van € 32.500 en de belastingrente. Het beroep is gegrond verklaard, maar de aanslag en belastingrentebeschikking blijven in stand. X krijgt het betaalde griffierecht terug, maar geen proceskostenvergoeding.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 4.49
Algemene wet bestuursrecht 8:72
Burgerlijk Wetboek Boek 7 7:900
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 27 januari
Informatiesoort: VN Vandaag