Hof Den Haag oordeelt dat de brief van X van 3 juni 2015 moet worden beschouwd als een te laat ingediend bezwaar tegen de naheffingsaanslag omzetbelasting. De rechtbank heeft dit bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard.

Aan belanghebbende, X, is met dagtekening 27 april 2010 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd voor het tijdvak 1 januari tot en met 31 december 2009. Per brief van 3 juni 2015 deelt X de inspecteur mee dat hij voor dit tijdvak recht heeft op een btw-teruggave van € 445. Per brief van 12 november 2015 stelt X beroep in wegens het niet tijdig nemen van een besluit naar aanleiding van zijn brief van 3 juni 2015 alsmede tegen het niet tijdig geven van een dwangsombeschikking. Rechtbank Den Haag merkt de brief van 3 juni 2015 aan als een niet-ontvankelijk bezwaar. Omdat het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is, heeft X geen recht op een dwangsom.

Hof Den Haag oordeelt dat de brief van X van 3 juni 2015 moet worden beschouwd als een te laat ingediend bezwaar tegen de naheffingsaanslag omzetbelasting. De rechtbank heeft dit bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Voor zover het beroep van X is gericht tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op zijn verzoek om de naheffingsaanslag ambtshalve te verminderen, had de rechtbank dit beroep niet-ontvankelijk moeten verklaren. Het hof doet dit alsnog.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 4:17

Algemene wet bestuursrecht 4:16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 27 december

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen