Advocaat-generaal Koopman acht het mogelijk dat een belanghebbende die in het kader van vooroverleg openheid van zaken geeft in een later stadium toch kwade trouw kan worden verweten.
X benadert de inspecteur om de omvang van het door hem behaalde vervreemdingsvoordeel bij de verkoop van aanmerkelijk belangaandelen af te stemmen. Hoewel partijen het eens worden, verzuimt X aangifte te doen. De inspecteur legt een ambtshalve aanslag op, maar verzuimt op zijn beurt daarin het vervreemdingsvoordeel te verwerken. Hof Den Haag oordeelt dat de nadien door de inspecteur opgelegde navorderingsaanslag niet kan steunen op een kenbare fout, maar wel op kwade trouw van X. X en de staatssecretaris gaan in cassatie.
Advocaat-generaal Koopman acht het mogelijk dat een belanghebbende die in het kader van vooroverleg openheid van zaken geeft in een later stadium toch kwade trouw kan worden verweten. De A-G neigt naar de opvatting dat een belastingplichtige te kwader trouw is als hij met opzet verzuimt aangifte te doen en de daarbij gevraagde informatie te verstrekken, ook al heeft hij in een eerder stadium die informatie al aan de inspecteur gegeven. In dit geval kan X ter zake van het niet aangegeven van het vervreemdingsvoordeel naar het oordeel van de A-G echter geen kwade trouw worden verweten, omdat het hof niet heeft vastgesteld dat in het aangifteformulier naar een dergelijk vervreemdingsvoordeel is gevraagd. In zoverre kan het oordeel van het hof geen stand houden. Het oordeel van het hof dat niet kan worden nagevorderd op grond van art. 16 lid 2 onderdeel c AWR kan evenmin in stand blijven. Als gevolg hiervan kan het oordeel van het hof dat de navorderingsaanslag terecht is opgelegd, ondanks twee terecht voorgestelde cassatiemiddelen, toch overeind blijven.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:42
Algemene wet bestuursrecht 7:5
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 13 mei
Informatiesoort: VN Vandaag
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)