Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat hij de ingebrekestelling op 1 januari 2020 heeft verstuurd en dat deze op die dag is ontvangen door de heffingsambtenaar. X komt niet in aanmerking voor een dwangsom wegens niet tijdig beslissen op bezwaar.

X komt in bezwaar tegen een WOZ-beschikking 2019 van de gemeente Zaanstad. In beroep is in geschil of X recht heeft op een dwangsom wegens niet tijdig beslissen op bezwaar. X stelt dat hij op 1 januari 2020 een ingebrekestelling heeft verzonden, de heffingsambtenaar beweert echter dat hij deze pas op 4 februari 2020 heeft ontvangen. De uitspraak op bezwaar heeft als dagtekening 6 februari 2020.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat hij de ingebrekestelling op 1 januari 2020 heeft verstuurd en dat deze op die dag is ontvangen door de heffingsambtenaar. X heeft geen stukken overgelegd die zijn standpunt onderbouwen en is ook niet verschenen op zitting. De enkele blote stelling van X dat de ingebrekestelling op 1 januari 200 is verstuurd is voor de rechtbank onvoldoende. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar binnen de 14 dagen na ontvangst van de ingebrekestelling heeft beslist op het bezwaar en dus geen dwangsom aan X is verschuldigd.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 4:17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 3 december

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen