Belanghebbende, X, is huurder van een filiaal van een winkelketen in de gemeente Smallingerland. In geschil is de WOZ-waarde van het pand over de jaren 2016 en 2017. Voor het jaar 2017 bepleit X tot de zitting een verlaging van de waarde. Op zitting verzoekt zij om een verhoging van de waarde.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat in een WOZ-procedure het erom draait of de WOZ-waarde op het juiste bedrag is vastgesteld. Dit betekent volgens de rechtbank dat een belanghebbende op de zitting zijn eis over de waarde mag veranderen van ‘te hoog’ naar ‘te laag’. De rechtbank oordeelt dat X de door haar bepleite hogere WOZ-waarde voor het jaar 2017 aannemelijk heeft gemaakt. Voor het jaar 2016 bepleit X een lagere WOZ-waarde. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar voor dit jaar aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde niet te hoog is. X heeft voor dit jaar wel recht op een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn van € 500.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 29
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 18 september