Belanghebbende, X, doet aangifte IB/PVV 2008 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil. Voor de jaren 2009 en 2010 verzuimt X tijdig aangifte te doen. Uit boekenonderzoeken blijkt dat X in de genoemde jaren aanzienlijke bedragen op zijn bankrekening heeft ontvangen. De inspecteur merkt deze bedragen aan als belaste inkomsten en legt navorderingsaanslagen IB/PVV op met vergrijpboeten. Die boeten zijn in hoger beroep niet langer in geschil.
Hof 's-Hertogenbosch (MK I, 13 oktober 2016, 15/00816 t/m 15/00818, V-N Vandaag 2017/437) oordeelt dat de inspecteur terecht het standpunt inneemt dat de bedragen die X heeft ontvangen op zijn bankrekening afkomstig zijn van een belaste bron van inkomen. Het hof stelt voorop dat X voor alle jaren 2008 t/m 2010 niet de vereiste aangifte heeft gedaan, zodat telkens de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard. In dit bewijskader heeft de inspecteur zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de gecorrigeerde bedragen afkomstig zijn van een belaste bron van inkomsten. X heeft niet overtuigend aangetoond dat de gelden afkomstig waren uit een geldlening of de verkoop van een auto. Het hof verklaart het hoger beroep van X ongegrond.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Lees ook het thema Navordering.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16