Belanghebbende, de heer X, is belastingadviseur. Een klant van hem, mevrouw E, overlijdt in oktober 2002. Een door haar opgerichte stichting is haar enig erfgenaam. X is de executeur van het testament. X is vanaf eind 2002 tot en met eind 2007 in loondienst bij de stichting voor één dag in de week. Zijn loon is € 1000 per maand. De voorzitter van de stichting is de echtgenote van X. De stichting wordt vanaf 2002 aangemerkt als algemeen nut beogende instelling (anbi). Bij een boekenonderzoek constateert de inspecteur dat één klant van X niet eens weet dat zij in het bestuur van de stichting zit. Een andere klant is er wel van op de hoogte, maar is door X bewust onkundig gehouden van alle bestuurszaken. De Hoge Raad (17 februari 2012, nr. 11/02930, V-N 2012/14.1.4) oordeelt dat de anbi-status terecht met terugwerkende kracht is ingetrokken en dat de aan de stichting opgelegde navorderingsaanslag successierecht terecht is. Thans is in geschil of X als executeur terecht hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor deze aanslag. Rechtbank Gelderland bevestigt de aansprakelijkstelling. X gaat in hoger beroep. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X ten tijde van het doen van SW-aangifte nog als executeur was aan te merken en dat hij in die hoedanigheid de aangifte heeft opgesteld en ondertekend. De executeur kan namelijk pas na het voltooien van zijn taken het beheer van de nalatenschap beëindigen. X stelt vergeefs dat hij op dat moment al geen executeur meer was. De aansprakelijkstelling is dus terecht. X heeft voorts als executeur de stichting leningen laten verstrekken zonder reële zekerheden te bedingen. Hierdoor is er onvoldoende vermogen om de aanslag te kunnen voldoen en dit is aan X te wijten. De aansprakelijkstelling is dus ook terecht voor wat betreft de invorderingsrente en de kosten. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Invordering, Schenk- en erfbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 6 juni