Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de belastingschulden van A bv niet zijn betaald ten gevolge van aan de heer X te wijten kennelijk onbehoorlijk (mede)bestuur.

Belanghebbende, de heer X, is via een persoonlijke holding middellijk aandeelhouder en tevens (mede)bestuurder van C bv. Deze bv exploiteert een belastingadviespraktijk. A bv is vanaf 1996 een dochter-bv van C bv. De bv's zijn gehuisvest in een pand dat in privé toebehoort aan X en zijn compagnon. A bv leent haar werknemers uit aan C bv. In april 2010 meldt A bv betalingsonmacht bij de ontvanger. X en zijn holding leggen op 16 mei 2012 hun bestuurstaken bij C bv en A bv neer. In geschil is of X terecht voor € 336.068 aansprakelijk is gesteld voor de loonheffingsschulden van A bv. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de belastingschulden van A bv niet zijn betaald ten gevolge van aan X te wijten kennelijk onbehoorlijk (mede)bestuur. In de ondernemingsstructuur was A bv namelijk vrijwel geheel afhankelijk C bv. A bv hanteerde zeer lage winstmarges op haar uurtarieven in vergelijking tot de uurtarieven die C bv doorberekende aan haar opdrachtgevers. In 2010 werden de uurtarieven van A bv ook nog eens fors verlaagd. In deze periode betaalde A bv de verschuldigde loonheffingen niet, terwijl andere crediteuren wel gewoon werden betaald. Aldus moet X zich bewust zijn geweest van het risico dat de Belastingdienst hiervan de dupe zouden kunnen worden. X beroept zich vergeefs op algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Aangezien de ontvanger concludeert tot vermindering van de aansprakelijkstelling tot € 311.185, is het beroep van X slechts in zoverre gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Invorderingswet 1990 36

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Invordering

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 1 december

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen