De Hoge Raad oordeelt dat X voor de kleineondernemersregeling de omzet niet mag toerekenen aan zijn ‘afzonderlijke ondernemingen’. Alle bedrijfsactiviteiten van X moeten dus samen in aanmerking worden genomen.

X is belastingadviseur en laat in 2018 zonnepanelen installeren op zijn woning. X wil vanaf 2019 ontheven worden van zijn administratieve verplichtingen. De inspecteur weigert dit, omdat X door zijn omzet als belastingadviseur niet voldoet aan de voorwaarden voor de kleineondernemersregeling (KOR). Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden moeten de activiteiten van X als belastingadviseur worden meegeteld voor de KOR. Het ontheffingsverzoek is terecht afgewezen. X gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat X voor de KOR de omzet niet mag toerekenen aan zijn ‘afzonderlijke ondernemingen’. Alle bedrijfsactiviteiten van X moeten dus samen in aanmerking worden genomen. Het hof heeft zijn beslissing ten onrechte gebaseerd op art. 287 of art. 288 van BTW-richtlijn 2006. Nederland mocht de in 1968 tot stand gekomen KOR namelijk handhaven op basis van een standstillbepaling. Het begrip (jaar)omzet als bedoeld in de hiervoor vermelde richtlijnbepalingen heeft daarom geen betekenis. Het beroep van X is ongegrond.

Lees ook het thema BTW kleineondernemersregeling vanaf 2020.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 25

Wet op de omzetbelasting 1968 25

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 30 januari

63

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen