Hof Amsterdam oordeelt in hoger beroep dat de heer X geen recht heeft op de zelfstandigen- en meewerkaftrek, aangezien hij meer dan 20 uur per week werkzaam was voor een bv waarin hij een aanmerkelijk belang had. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Belanghebbende, de heer X, exploiteert een eigen belastingadvies- en administratiekantoor. X gaat in 2003 een commanditaire vennootschap aan met twee voormalige werkneemsters, zijnde de beherende vennoten. In deze overeenkomst staat dat X als stille vennoot zijn goodwill en inventaris inbrengt. De werkneemsters brengen slechts arbeid in. X verpacht zijn winstdeel aan hen voor € 2.500 per maand. De cv is eind 2004 beëindigd. Na een boekenonderzoek stelt de inspecteur dat de cv een constructie was, aangezien X nog steeds de feitelijke leiding van de onderneming had. De administratie van X wordt vanwege ernstige gebreken verworpen. In geschil zijn diverse aanslagen in de BTW- en IB-sfeer. Het feit dat X een professionele belastingadviseur is, wordt hem bij de boeteoplegging zwaar aangerekend. De totale boete is bijna € 90.000. Rechtbank Haarlem oordeelt dat de cv geen reële praktische betekenis had zodat alle (ook de verzwegen) omzet aan X moet worden toegerekend. Een totale boete van € 50.000 wordt passend en geboden geacht. Aangezien de redelijke termijn is overschreden en verschuiving en verzwaring van de bewijslast heeft plaatsgevonden, wordt de boete gematigd tot € 45.000. X gaat in hoger beroep.

Hof Amsterdam (MK II, 1 augustus 2013, 11/00534 t/m 11/00537, V-N 2013/54.2.1.) oordeelt dat X geen recht heeft op de zelfstandigen- en meewerkaftrek, aangezien hij meer dan 20 uur per week werkzaam was voor een bv waarin hij een aanmerkelijk belang had. Deze bv handelde in leerproducten. Het is niet geloofwaardig dat X, in afwijking van een eerdere verklaring, niet 20 c.q. 24 uur per week voor deze bv zou hebben gewerkt maar hooguit 4 uur per week. Het beroep van X is ook voor het overige ongegrond. Ambtshalve wordt wel geconstateerd dat in hoger beroep de redelijke termijn is overschreden. De totale boete wordt daarom met 5% gematigd tot € 42.750. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 43 lid 4

Wet inkomstenbelasting 2001 3.6

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 11 maart

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen