De Nationale ombudsman oordeelt dat de belastingdienst bij het verstrekken van persoonsgegevens aan derden ingeval van foutieve belastingteruggaven een redelijke afweging maakt tussen de belangen van de rechthebbende en de niet-rechthebbende. Bij een foutieve belastingteruggaaf die niet aan de belastingdienst is te wijten, is het aan de rechthebbende om het geld terug te vorderen van degene die het geld (ten onrechte) heeft ontvangen. De rechthebbende heeft hiervoor de persoonsgegevens van de niet-rechthebbende nodig. De Leidraad Invordering 2008 voorziet hierin. De belastingdienst geeft tijdens het onderzoek aan dat hij binnen uiterlijk tien dagen na melding van de onterechte storting de niet-rechthebbende verzoekt om restitutie van het bedrag, alsmede laatstgenoemde meedeelt dat indien binnen de gestelde termijn van 14 dagen geen terugbetaling plaatsvindt de rechthebbende de persoonsgegevens van de niet rechthebbende ontvangt. Deze werkwijze acht de Nationale ombudsman niet in strijd met het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de niet-rechthebbende, alsmede evenmin in strijd met het vereiste van fair play door niet direct de rechthebbende de persoonsgegevens van de niet-rechthebbende te verstrekken. Met instemming neemt de Nationale ombudsman kennis van de mededeling van het Ministerie van Financiën dat de bemiddelingstermijn in beginsel beperkt wordt tot maximaal een maand. Aanleiding voor het onderzoek van de ombudsman was een aantal klachten van burgers.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Invordering, Belastingrecht algemeen
Instantie: Nationale ombudsman
Editie: 13 september