Belanghebbende, X, is vennoot van een vennootschap onder firma. Hij maakt op eigen naam bezwaar tegen een naheffingsaanslag omzetbelasting die is opgelegd op naam van de VOF. De inspecteur deelt X mee dat hij het bezwaarschrift niet in behandeling kan nemen omdat eerder al namens de VOF bezwaar is gemaakt, en tegen een aanslag nu eenmaal slechts eenmaal bezwaar mogelijk is. X stelt de inspecteur in gebreke vanwege het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar en stelt vervolgens beroep in. Rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaart het beroep na een verkorte procedure niet-ontvankelijk omdat X als vennoot geen beroep kan instellen tegen de aan de VOF opgelegde aanslag. In de uitspraak op het verzet van X bevestigt de rechtbank de niet-ontvankelijkverklaring.
De Hoge Raad oordeelt dat een bestuursorgaan ook moet beslissen op een bezwaar dat is ingediend door een onbevoegde. Blijft een beslissing op bezwaar uit, dan kan degene die bezwaar heeft gemaakt hiertegen opkomen op de voet van art. 6:12 Awb. Nu X van deze mogelijkheid gebruik heeft gemaakt, had de rechtbank dit beroep niet op de door haar gebezigde gronden niet-ontvankelijk mogen verklaren. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van X gegrond en oordeelt dat de rechtbank opnieuw moet beslissen op verzet. Mocht de rechtbank komen tot gegrondbevinding van zowel het verzet als het beroep, dan dient zij de inspecteur op te dragen om binnen twee weken alsnog te beslissen op bezwaar.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:12