Belanghebbende, X, wordt bij besluit medegedeeld dat de Belastingdienst Toeslagen een deel van haar voorschot huurtoeslag voor 2013 zal verrekenen met een openstaande terugvordering van huurtoeslag voor 2008. X maakt daartegen bezwaar omdat de Belastingdienst Toeslagen met die verrekening de beslagvrije voet schendt, aldus X. X vraagt de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter van Rechtbank Oost-Brabant stelt voorop dat hij moet beschikken over alle, bij het bestuursorgaan aanwezige, op de zaak betrekking hebbende stukken voor een antwoord op de vraag of de Belastingdienst in dit geval kan verrekenen. Dat is echter niet het geval. Als de voorzieningenrechter de Belastingdienst Toeslagen schriftelijk vraagt per omgaande de stukken in te dienen die betrekking hebben op de zaak, ontvangt de voorzieningenrechter die stukken niet. Eerst reageert de Belastingdienst Toeslagen niet op de brief, en als de griffier daarna telefonisch contact opneemt laat de Belastingdienst Toeslagen weten dat X de beslissing op bezwaar moet afwachten en dat de rechtbank de op deze zaak betrekking hebbende stukken bij X moet opvragen. De voorzieningenrechter oordeelt vervolgens dat de Belastingdienst Toeslagen met die reactie blijk geeft van minachting van de voorzieningenrechter. Een bestuursorgaan is wettelijk verplicht binnen een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn de stukken te verzenden. De voorzieningenrechter besluit op die ernstige nalatigheid van de Belastingdienst Toeslagen te reageren door in dit specifieke geding de stellingen van X - voorlopig - als juist te aanvaarden en een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter schorst het besluit tot verrekening tot zes weken na verzending van de uitspraak op het bezwaar.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:81
Algemene wet bestuursrecht 8.83
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingrecht algemeen
Instantie: Rechtbank Oost-Brabant
Editie: 9 september