Rechtbank Den Haag oordeelt dat op grond van art. 3.156 lid 1 Wet IB 2001 voor het afgeven van één VAR voor alle activiteiten vereist is dat sprake is van hetzelfde soort werkzaamheden. 

Belanghebbende, X, verricht hovenierswerkzaamheden en doet loonwerk bij agrariërs. Voor zijn hovenierswerkzaamheden is door de Belastingdienst een VAR-WUO en voor het loonwerk bij agrariërs een VAR-Loon afgegeven. X stelt dat geen splitsing gemaakt had mogen worden tussen de twee soorten werkzaamheden omdat sprake is van één enkele onderneming.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat op grond van art. 3.156 lid 1 Wet IB 2001 voor het afgeven van één VAR voor alle activiteiten vereist is dat sprake is van hetzelfde soort werkzaamheden. Daarbij komt dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat met betrekking tot het loonwerk bij agrariërs sprake is van ondernemerschap nu niet is gebleken dat hij ten behoeve van deze werkzaamheden heeft geïnvesteerd in bedrijfsmiddelen en evenmin dat hij enig betalings- of ander ondernemingsrisico loopt. De inspecteur heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een gezagsverhouding zodat geen VAR-Loon, maar een VAR-ROW had moeten worden afgegeven. Het beroep van X is deels gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.156

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 9 september

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen