Rechtbank Den Haag oordeelt dat art. 10 lid 7 van de Wet BPM 1992 verhindert dat X de bij de BPM-aangifte toegepaste vermindering later wijzigt.

X doet op 2 maart 2012 BPM-aangifte van een personenauto voor een bedrag van € 3761. In het formulier Berekening Bpm dat bij de aangifte is gevoegd, heeft X aangekruist dat hij voor de berekening van de vermindering van de Bpm kiest voor de afschrijvingstabel als bedoeld in art. 10 lid 6 Wet BPM 1992. In het bezwaarschrift deelt X mee dat hij de verschuldigde belasting wenst te berekenen op de voet van art. 10 lid 2 Wet BPM 1992. X stelt dat hij de verschuldigde belasting heeft berekend op grond van een binnenlandse koerslijst en beroept zich op het arrest van de Hoge Raad van 2 maart 2012, nr. 11/00875, V-N 2012/14.19 waaruit volgt dat de in art. 10 lid 2 voorgeschreven vermindering van het belastingbedrag in strijd is met art. 110 VWEU. Hij heeft daarom teveel belasting op aangifte voldaan.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat art. 10 lid 7 van de Wet BPM 1992 verhindert dat X de bij de BPM-aangifte toegepaste vermindering later wijzigt. Nu gesteld noch gebleken is dat X reeds bij de aangifte, al dan niet op aanwijzing van de Belastingdienst, een koerslijst heeft overgelegd kan hij niet alsnog de belasting berekenen op grond van art. 10 lid 2 Wet BPM 1992.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 18 juni

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen