P bv handelt in kunst. De aandelen van P bv zijn in handen van belanghebbende, X. In 2001 sluit X een overeenkomst met betrekking tot de aankoop van een schilderij. Na de aankoop blijkt het schilderij minder waard te zijn dan verwacht. In zijn IB-aangiften voor de jaren 2004-2005 brengt X afwaarderingsverliezen voor het schilderij in aanmerking als negatief resultaat uit overige werkzaamheden (ROW). Volgens de inspecteur is er echter geen sprake van ROW. Rechtbank Haarlem oordeelt dat er wel sprake is van een werkzaamheid en verklaart de beroepen van X gegrond. Hof Amsterdam oordeelt dat er voor X redelijkerwijze geen voordeel was te verwachten en dat er derhalve geen sprake is van ROW. Het hof heropent het onderzoek vervolgens met het oog op het verzoek van X om immateriële schadevergoeding.
Hof Amsterdam oordeelt dat de schadevergoeding ook bij samenhangende zaken éénmaal € 500 per half jaar kan bedragen. Het hof overweegt daarbij dat een belastingplichtige die over meerdere jaren procedeert weliswaar in het algemeen meer spanning en frustratie ondervindt van de overschrijding van de redelijke termijn dan de belastingplichtige die procedeert over één belastingjaar, maar dat de in totaal toegekende schadevergoeding in redelijke mate van evenredigheid dient te staan tot de door de belastingplichtige geleden schade. In casu kan volgens het hof worden volstaan met één schadevergoeding. Het hof overweegt daarbij dat er sprake is van een zelfde onderwerp voor meerdere jaren dat gezamenlijk is behandeld. X heeft recht op een schadevergoeding van € 500.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90
Algemene wet bestuursrecht 8:73
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 24 december