X stelt rechtsmiddelen in tegen een BTW-naheffingsaanslag. In hoger beroep sluiten partijen een compromis. Dit leidt ertoe dat de ontvanger de kosten van een aan X betekend dwangbevel ambtshalve vermindert. Omdat de ontvanger het bedrag van de vermindering te laat betaalt, kent hij X een bedrag van € 2 aan wettelijke rente toe. X maakt hiertegen bezwaar. De ontvanger verklaart het bezwaar ongegrond, waarna X in beroep gaat. Rechtbank Den Haag oordeelt dat geen bezwaar en beroep mogelijk is tegen de beslissing van de ontvanger om wettelijke rente te vergoeden bij de te late betaling van ambtshalve verminderde kosten van een dwangbevel. Volgens Hof Den Haag is de belastingrechter wel bevoegd om over de rentebeschikking te oordelen en bestaat recht op vergoeding van rente over de termijn tussen de betaling en de terugbetaling, dus over de gehele periode waarin de belastingplichtige het geld niet onder zich heeft gehad. De staatssecretaris gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat de belastingrechter niet bevoegd is om te oordelen over de juistheid van de door de ontvanger toegekende rentevergoeding. Aangezien de rentevergoeding is gevraagd in verband met een ambtshalve vermindering van de betekeningskosten staat tegen deze vermindering geen bezwaar en beroep open. Omdat een bestuursrechtelijke regeling ontbreekt voor de vergoeding van rente over het terug te betalen bedrag, geldt de regeling van het BW. Dit betekent dat alleen de burgerlijke rechter bevoegd is om te oordelen over de juistheid van de door de ontvanger toegekende rentevergoeding. De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 4:102
Algemene wet bestuursrecht 4:99
Algemene wet bestuursrecht 4:98
Algemene wet inzake rijksbelastingen 65
Instantie: Hoge Raad
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Verbintenissenrecht
Editie: 21 augustus
Informatiesoort: VN Vandaag