X maakt bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2021. Na verrekening met de voorlopige aanslag, die resulteerde in een door X te ontvangen bedrag van € 10.719, moet hij € 8815 voldoen. De inspecteur legt een verzuimboete van € 385 op wegens het niet tijdig indienen van de aangifte, en brengt een bedrag van € 225 aan belastingrente in rekening. X stelt dat het te ontvangen bedrag zoals vermeld op de voorlopige aanslag, niet overeenkomt met de bedragen die hij daadwerkelijk heeft ontvangen.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de belastingrechter niet bevoegd is om te oordelen over de vraag of het terug te ontvangen bedrag van de voorlopige aanslag overeen zou komen met het bedrag dat daadwerkelijk is ontvangen. De belastingrechter is alleen bevoegd om te oordelen over de vraag of de aanslag juist is vastgesteld. Omdat de aanslag overeenkomstig de aangifte is opgelegd, is deze juist vastgesteld. De verzuimboete is terecht opgelegd en de belastingrente is correct berekend. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67a
Algemene wet inzake rijksbelastingen 30f
Instantie: Rechtbank Den Haag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 13 januari
Informatiesoort: VN Vandaag