X is in 2018 woonachtig in Duitsland en ontvangt inkomen uit Nederland. Het inkomen is ter heffing toegewezen aan Nederland. In 2020 ontvangt X van de inspecteur een verzoek tot het doen van aangifte over het jaar 2018. X heeft binnen de door de inspecteur gestelde termijn de aangifte inkomstenbelasting ingediend. Bij het opleggen van de aanslag over het jaar 2018 brengt de inspecteur belastingrente in rekening voor de periode 1 juli 2019-20 augustus 2020.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat het in rekening brengen van belastingrente in dit geval in strijd is met het vertrouwens- en zorgvuldigheidsbeginsel. Belastingrente wordt in rekening gebracht wanneer sprake is van verzuim tot het (op tijd) doen van aangifte. Nu X zijn aangifte heeft gedaan binnen de door de inspecteur gestelde termijn, is het in rekening brengen van belastingrente in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 30fc
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 26 oktober