X heeft conform de door haar ingediende aangifte recht op een voorlopige teruggaaf van € 6300. Ze dient vervolgens een tweede aangifte in. Naar aanleiding van deze aangifte legt de inspecteur een definitieve aanslag op, en moet X € 6478 betalen. De inspecteur brengt € 412 aan belastingrente in rekening. Na bezwaar vermindert de inspecteur de belastingrente naar € 155. X stelt echter dat de belastingrente slechts € 55 bedraagt.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur de tweede aangifte als een verzoek om herziening van de voorlopige aanslag had moeten aanmerken. Volgens de rechtbank is de einddatum voor de belastingrente dan 22 april 2014. Aangezien de inspecteur de belastingrente heeft berekend tot 15 april 2014, is de belastingrente niet te hoog. De rechtbank verwerpt vervolgens de stelling van X, dat de belastingrente moet worden berekend over het daadwerkelijk te betalen bedrag aan belasting. De stelling van de inspecteur, dat de belastingrente moet worden berekend op basis van art. 30fc lid 3 AWR, is hetzelfde lot beschoren. De aanslag blijft in stand. eten aanmerken. De vastgestelde belastingrente is dan niet te hoog.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 30fb
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 8 december