Rechtbank Zeeland-West-Brabant handhaaft de aan X opgelegde beschikking belastingrente vanwege het onjuist doen van de aangifte ib/pvv.
Belanghebbende, X en haar partner dienen over het jaar 2015 ieder afzonderlijk hun aangiften ib/pvv in met software van de Belastingdienst. In de aangiften rekenen X en haar partner ieder 100% van het (negatieve) voordeel uit eigen woning aan zichzelf toe. Het voordeel uit sparen en beleggen geven beiden niet aan. De inspecteur corrigeert dit bij het opleggen van de definitieve aanslag ib/pvv 2015. Gevolg is dat X na verrekening met de voorlopige aanslagen € 6766 aan ib/pvv moet terugbetalen. De aanslag heeft 28 april 2017 als uiterste betaaldatum. Tevens wordt daarbij de in geschil zijnde beschikking belastingrente van € 224 in rekening gebracht. De rentebeschikking ziet op de periode 1 juli 2016 tot en met 28 april 2017. X is het niet eens met deze beschikking.
Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft de inspecteur terecht belastingrente in rekening gebracht nu X onjuist aangifte heeft gedaan. X heeft niet aannemelijk gemaakt dat met de software van de belastingdienst geen juiste aangifte kan worden ingediend ingeval, zoals hier, partners los van elkaar aangiften doen. De rechtbank verwerpt het betoog van X dat de gehanteerde belastingrente (4%) leidt tot een schending van het recht op ongestoord eigendom. Het beroep van X is ongegrond.
Lees ook het thema Verzuim- en vergrijpboetes: Een kwestie van verschil
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 30fc
Algemene wet inzake rijksbelastingen 11
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Europees belastingrecht
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 27 maart